Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Want wij hebben dezen man bevonden te zijn een pest, en een, die oproer verwekt onder al de Joden, door de [ganse] wereld, en een oppersten voorstander van [6]de sekte [7]der Nazarenen. 6. Of, der ketterij. 7. Zo noemt hij verachtelijk de discipelen van Christus, of de Christenen, omdat hij hield dat Christus van Nazareth in Galilea geboren was, hoedanigen voor slechte lieden gehouden werden; Joh.1:47, en Joh.7:41,52. Welke naam ook daarna aan een zekere sekte onder de Christenen gegeven is geweest van de Christenen zelf, die de wet der ceremonien met het Evangelie wilden mengen, van welke Cerinthus ook een hoofd was; zie hfdst.15 vs.1.